Na het Euromast avontuur het park maar eens ingewandeld. Toch mooi zo'n stukje groen midden in een stedelijk gebied. Ik loop even tot aan de kade van de Maas. Apart om zo die zeeschepen hier voorbij te zien komen. Ik zie ook de voetgangerstunnel. Ik had dus eigenlijk van zuid naar hier kunnen lopen. Handig om te weten. Hoog tijd om even een sanitaire stop maken. Loop maar weer terug het parkje in om een beschutte plek te zoeken.
Kijk dat lucht toch maar mooi op. Hee, wat hebben we hier? Tussen het struikgewas ontwaar ik donker gat. Het lijkt me een ingang. Waar zou die heenvoeren? Kom op Robbie. Niet dat benauwde, naar binnen dus. Oei, da's donker. Mijn ogen moeten even wennen, het is ook zulk mooi weer buiten. Lekker koel is het hier in ieder geval. Ineens voel ik de grond onder mij vandaan zakken. Het volgende moment sta ik meters lager in een spaarzaam verlichtte gang. Er lijkt geen eind aan te komen. Overal zie ik deuren. Het doet me een beetje denken aan een eerder avontuur maar dan onder water (terug te vinden op tegenviervoeters).
"Wie is daar?" klinkt het opeens. Ik duik weg in een nis. "Ik ruik je hoor, kom maar gerust tevoorschijn. Ik zal je niet opvreten". Aah, een soortgenoot. Dat durf ik wel aan. "Hoi ik ben Robbie, ben een beetje binnen komen vallen. Weet ook niet precies hoe." Hij ziet er sympathiek uit en heeft een mal soort petje op. "Ach, dat gebeurt wel vaker. Gelukkig, want dan heb ik tenminste iets te doen. Het is mijn taak om verdwaalde honden en katten weer buiten te brengen. Alleen mensen komen er niet zo gemakkelijk vanaf. Noem mij maar Kappie trouwens". Als ik naar zijn tanden kijk ben ik niet jaloers op de mensen die hier onverhoopt terecht komen. "Kappie, dat staat zeker voor kapitein?", hij knikt. "Hoe groot is het hier eigenlijk?" "Kom maar mee, ik geef je wel een rondleiding. Mag eigenlijk niet, maar ach. Jij gaat het niet zo gauw verraden allemaal. Ik kan niet alles laten zien, hiervandaan kun je onder heel Nederland door." "Is het echt? Hoe kan dat nou? En dat weten de gewone mensen niet?" "Nee, natuurlijk weten ze dat niet. In de tweede wereldoorlog zijn ze met het bouwen van dit netwerk begonnen. Met het bouwen van de Metro in Rotterdam is het allemaal in een stroomversnelling gekomen. Met alle projecten die daarna kwamen is het gangenstelsel razendsnel uitgebouwd. Ook bijvoorbeeld met de Betuwelijn is een enorme uitbreiding verwezenlijkt. Daarom komen projecten ook altijd veel duurder uit dan begroot. De aannemers krijgen zomaar met een extra bestek te maken. En dat moet natuurlijk ook betaald worden". Mijn hoofd duizelt bij al die informatie. Ik kan me voorstellen dat deze informatie in mensenhanden tamelijk explosief is. We komen aan bij een deur en Kappie duwt deze met zijn neus open. "Kom Robbie, eerst maar eens even eten. Dan gaan we morgen wel verder." Ik volg hem de ruimte in. Behalve wij tweetjes is er niemand. Ik heb zo het idee dat ik hier nog wel even blijf, het eten ruikt goed.
Kijk dat lucht toch maar mooi op. Hee, wat hebben we hier? Tussen het struikgewas ontwaar ik donker gat. Het lijkt me een ingang. Waar zou die heenvoeren? Kom op Robbie. Niet dat benauwde, naar binnen dus. Oei, da's donker. Mijn ogen moeten even wennen, het is ook zulk mooi weer buiten. Lekker koel is het hier in ieder geval. Ineens voel ik de grond onder mij vandaan zakken. Het volgende moment sta ik meters lager in een spaarzaam verlichtte gang. Er lijkt geen eind aan te komen. Overal zie ik deuren. Het doet me een beetje denken aan een eerder avontuur maar dan onder water (terug te vinden op tegenviervoeters).
"Wie is daar?" klinkt het opeens. Ik duik weg in een nis. "Ik ruik je hoor, kom maar gerust tevoorschijn. Ik zal je niet opvreten". Aah, een soortgenoot. Dat durf ik wel aan. "Hoi ik ben Robbie, ben een beetje binnen komen vallen. Weet ook niet precies hoe." Hij ziet er sympathiek uit en heeft een mal soort petje op. "Ach, dat gebeurt wel vaker. Gelukkig, want dan heb ik tenminste iets te doen. Het is mijn taak om verdwaalde honden en katten weer buiten te brengen. Alleen mensen komen er niet zo gemakkelijk vanaf. Noem mij maar Kappie trouwens". Als ik naar zijn tanden kijk ben ik niet jaloers op de mensen die hier onverhoopt terecht komen. "Kappie, dat staat zeker voor kapitein?", hij knikt. "Hoe groot is het hier eigenlijk?" "Kom maar mee, ik geef je wel een rondleiding. Mag eigenlijk niet, maar ach. Jij gaat het niet zo gauw verraden allemaal. Ik kan niet alles laten zien, hiervandaan kun je onder heel Nederland door." "Is het echt? Hoe kan dat nou? En dat weten de gewone mensen niet?" "Nee, natuurlijk weten ze dat niet. In de tweede wereldoorlog zijn ze met het bouwen van dit netwerk begonnen. Met het bouwen van de Metro in Rotterdam is het allemaal in een stroomversnelling gekomen. Met alle projecten die daarna kwamen is het gangenstelsel razendsnel uitgebouwd. Ook bijvoorbeeld met de Betuwelijn is een enorme uitbreiding verwezenlijkt. Daarom komen projecten ook altijd veel duurder uit dan begroot. De aannemers krijgen zomaar met een extra bestek te maken. En dat moet natuurlijk ook betaald worden". Mijn hoofd duizelt bij al die informatie. Ik kan me voorstellen dat deze informatie in mensenhanden tamelijk explosief is. We komen aan bij een deur en Kappie duwt deze met zijn neus open. "Kom Robbie, eerst maar eens even eten. Dan gaan we morgen wel verder." Ik volg hem de ruimte in. Behalve wij tweetjes is er niemand. Ik heb zo het idee dat ik hier nog wel even blijf, het eten ruikt goed.